Sinds het ontstaan van slachthuizen en de inkrimping van de huisveeteelt, besteden wij het doden van de dieren die wij opeten uit aan professionelen. Hoe zien deze mannen hun beroep (want net zoals in andere slachthuizen werken er weinig vrouwen in Anderlecht)? Hoe beleven zij in het bijzonder de daad van het doden?
Gevoelig blijven
Voor hen blijft doden, zelfs na vele jaren ervaring, een zware opdracht: “De dieren voelen het. Soms wenen ze. Zeker de paarden. Weet je, wenen hoort erbij… wanneer een mens ter dood wordt veroordeeld… wat denk je? Die gaat ook wenen! Als een dier weent, is dat ook normaal, want het weet dat het gaat sterven… Maar de schapen… dat gaat wel. Een schaap voelt dat het gaat sterven, maar het blijft roerloos. Ik zeg de gebeden van de Koran, en het kalmeert, ’t is ongelooflijk, het beweegt niet meer. Het ritueel wil dat wanneer we een dier snijden, het niet mag lijden. De Koran zegt dat. Als het dier lijdt, is het niet correct voor de islam.”
De werknemers zeggen dat je uit speciaal hout moet gesneden zijn om te kunnen doden: “Er zijn er die op hun gemak zijn om het te doen en anderen die schrik hebben. Gedurende een hele tijd heb ik de schapen gesneden. Maar ik doe het niet graag. Ik laat het liever over aan diegenen die er geen schrik voor hebben. Als ik een paard zie dat weent, kom ik er niet aan.” Je moet het karakter hebben, maar ook de kennis: “Je moet de goede plaats kunnen vinden. Anders valt het dier niet neer. Het kijkt je aan en heeft pijn. Jean-Claude, wanneer die schiet, doet hij het goed, hij mist nooit. Ik denk dat hij hier al 17-18 jaar werkt.”
En sommigen weigeren die specifieke post. “Ik ben Peul, en stam dus af van een volk van veetelers. Kijk maar eens naar onze geschiedenis, en je zal begrijpen hoe wij vee behandelen! Als kind groei je daar mee op, je zit achter de dieren aan. En eens in België, met het CAF (Centre Anderlechtois de Formation), hebben we de slachtlijn bezocht. Toen ik zag hoe ze zo een groot en prachtig beest doden! Boem boem… Ik zweer je, ik kon er ’s nachts niet van slapen, ik had nachtmerries. Mijn prof moest met me praten, me overtuigen, me geruststellen. Ik heb geweend.
En zie nu! Ik werk al 15 jaar aan de slachtlijn. Maar ik heb nog nooit een dier geschoten. Als Eddy, mijn baas, het mij zou vragen, zou ik vertrekken.”
Samen risico’s nemen
Het werk in het slachthuis is bovendien gevaarlijk, er gebeuren meer dan eens ongelukken. “Aan de slachtlijn is er geen gemakkelijke post. Het is een lastige job, van begin tot einde. We staan daar gelijk boksers in de ring. Zonder ophouden lopen, dragen, zweten, trekken, op je vingers letten. Degene die de poten van de runderen afsnijdt, riskeert voortdurend een schop in het gezicht, want zelfs al zijn die beesten dood, de zenuwen bewegen nog. En wanneer een beest losschiet (van de ophangrail), kan het je op elk moment verpletteren.”
Door het doden van de dieren die wij opeten uit te besteden, dragen wij in feite de verantwoordelijkheid voor hun dood over op een ander. Slachter zijn is allerminst een roeping. Maar zoals Nordin zegt: “Wat ik hier apprecieer, is de kameraadschap. Wij zijn allemaal gasten van de straat. Wij hebben allemaal een ander verleden. Sommigen hebben zelfs oorlog meegemaakt. Er zijn hier ex-gedetineerden die hier hun weg, een job en een doel in het leven gevonden hebben. Er zijn ook vroegere boeren bij. Hier is het multisociaal en multicultureel. Een explosieve cocktail, maar het werkt wel. Wij roepen naar elkaar, beledigen elkaar, daarna lachen we als zotten en dat kan allemaal. De jaren gaan voorbij en je probeert om niet teveel slagen te incasseren, we letten op onze gebaren en op onze bewegingen om onze gezondheid zoveel mogelijk te sparen. Zo gaat dat in het leven.”